Android

Uit elkaar na de dood van ons kind: ‘We raakten elkaar volkomen kwijt’

Bianca: “Nog elke maand bezoek ik zijn grafje. Op het kinderveldje van de begraafplaats, omgeven door ballonnen, knuffels en kaarsen. Het voelt er liefdevol en sereen. Nino ligt er prachtig, samen met andere kinderen die hier niet mochten blijven. Hoe hartverscheurend ook, dat biedt me troost. Ik hoop dat Nino’s vader Manuel die er ooit ook zal vinden.

Het duurde even voordat Manuel en ik aan kinderen dachten. We reisden veel, werkten aan carrières, waren eigenlijk niet bezig met het starten van een gezin. En toen raakte ik per ongeluk zwanger, dwars door de pil heen. Na de eerste shock, was de shock om hoe blij we ermee waren misschien nog wel groter. Het werd ook wel tijd: ik was de dertig inmiddels gepasseerd.
 

Roze wolk

Ik voelde me fantastisch. Alle kaarten lagen in ons voordeel. We hadden een fijn huis met een extra kamer die erom schreeuwde een ledikantje te herbergen. Een dubbel modaal inkomen en ouders die stonden te trappelen om opa en oma te worden. En bovenal: een onverwoestbare liefde voor elkaar. Tenminste, daar waren we van overtuigd. Een blakender zwangerschap kon niet. Na de eerste drie maanden waarin ik vermoeid was, had ik energie voor tien.

Article continues after the ad

Mijn buik groeide gestaag, met zestien weken voelde ik Nino voor het eerst schoppen. Het beste jongetje van de klas, noemde de verloskundige hem. En eigenwijs, wanneer hij zich weer eens met zijn billen naar de echokop draaide. De uitslagen van de NIPT-test waren goed, mijn bloeddruk keurig. Er was alleen maar reden tot lachen. Een guitige voetballer zou onze zoon worden, dat wisten we zeker. Precies zijn vader.
 

Spoed

Ik was 25 weken zwanger toen ik verminderd leven voelde. Geen reden tot ongerustheid, verzekerde de verloskundige me, mijn kind kreeg immers minder ruimte in mijn buik naarmate hij groeide. Maar het zat me niet lekker. Opeens voelde mijn roze wolk stukken minder roze. Ik durfde niet meer met Manuel mee te fantaseren over hoe we met de kinderwagen op een terrasje zouden zitten, hoe ons kind tussen ons in zou drentelen in het bos, hoe hij de schrik van de klas zou worden. Alsof ik mezelf al in bescherming nam voor het nieuws dat zou komen. Een dag nadat ik aan de bel trok mocht ik langskomen voor een controle-echo, maar die leek in orde. Een paar uur later werd ik overvallen door hevige buikpijn. Een placentaloslating, bleek toen ik op de eerste hulp arriveerde, en binnen drie uur lag ik op de operatietafel voor een spoedkeizersnee.

Omdat ik zo hevig bloedde, moest ik onder narcose. Manuel mocht er niet bij zijn. Nino was 25 weken en vijf dagen oud. Theoretisch levensvatbaar. Maar hij was al overleden toen hij ter wereld kwam. Toen ik wakker werd had Manuel Nino in zijn armen en had ik de geboorte van ons kind gemist. Het verdriet was niet te behappen. Ik kon niet huilen, niet schreeuwen, zelfs geen geluid uitbrengen. Bovendien was ik enorm verzwakt. Nino mocht bij me blijven zo lang ik wilde, Manuel verslagen op het voeteneinde van mijn ziekenhuisbed. We maakten voetafdrukjes en bergen foto’s. We besloten dat zodra Nino koud zou worden, hij met Manuel mee naar huis zou gaan. Na drie dagen mocht ik er eindelijk achteraan. Vanuit daar zouden we onze zoon begraven.

“In plaats van me te verheugen op de babyshower, planden we de uitvaart.”

Er zijn riscofactoren voor een placentaloslating. Een verhoogde bloeddruk, roken, lichamelijk trauma – maar daar was bij mij geen sprake van. Soms gebeuren die dingen gewoon, zei de gynaecoloog. Onverklaarbaar. Ik hoorde me te verheugen op de babyshower. In plaats daarvan planden we de uitvaart. Manuel en ik handelden het af alsof het om iets praktisch als een verhuizing ging. Kil en zakelijk. We ontvingen stapels rouwkaarten. Maar de pijn kwam niet binnen. Het was net alsof het niet over ons ging. Alsof het allemaal niet echt was, en de zwangerschap er nooit was geweest.
 

Weinig te zeggen

We kregen psychische begeleiding aangeboden via het ziekenhuis. Manuel en ik gingen er twee keer op gesprek, daarna besloten we in overleg met de therapeut dat we het wel alleen aankonden. Niets bleek minder waar. Want met de begrafenis achter de rug was daar opeens het gapende zwarte gat. De lege babykamer en smetteloze box naast de bank.

Manuel vluchtte in zijn werk, ik probeerde hetzelfde maar staarde hele dagen uit het raam. Ruimde zonder overleg Nino’s kamer uit en verkocht de hele inboedel binnen 24 uur op Marktplaats. Iets waar Manuel van schrok, maar verder niet echt op reageerde. Eigenlijk reageerde hij nergens meer op. Als we samen thuis waren na het werk, trokken we een fles wijn open om niet te hoeven voelen. En meestal nog een tweede erachteraan. Manuel dook achter zijn computer, ik op mijn telefoon. We opperden het wel: ‘Moeten we hier niet over praten?’ Maar we concludeerden allebei dat er weinig te zeggen viel. Nino was dood.
 

Lees ook
Caroline Mol: ‘Als ik het moeilijk heb, jank ik keihard bij haar grafje’ >

 

Voelen en verdoven

Het leven ging door. In mij woedde ondertussen van alles. Paniek. Verdriet. Woede. Verwarring. Was ik wel verdrietig genoeg? Welke moeder ging er nou aan het werk nadat ze haar kind had verloren? Ik was vast totaal ongeschikt. Harteloos. Zo martelde ik mezelf nog erger dan de dood van Nino deed. Manuel begreep daar niets van. Een lullige speling van het lot, zo verklaarde hij de situatie. Natuurlijk had hij verdriet. Hij kon er alleen nog niet bij. Dat kwam nog wel, dacht ik.

Manuel bleef steeds vaker van huis, ik trok me steeds meer terug in mezelf. We raakten elkaar volkomen kwijt. Ik ontdekte dat een blowtje me lekker apathisch maakte. Terwijl Manuel juist wanhopig zocht naar gevoel. Hij gebruikte soms harddrugs, iets wat ik pas ontdekte toen het te laat was en we elkaar al waren kwijtgeraakt. Dook het bed in met andere vrouwen. Achteraf begrijpelijk, want ik was volledig onbereikbaar – zowel emotioneel als seksueel.

“Tegen het verlies van een kind is zelfs de grootste liefde soms niet opgewassen”

Een jaar na Nino’s dood trok ik het niet meer. Ik nam Manuel kwalijk dat hij me belazerde terwijl ik op mijn kwetsbaarst was. Dat voelde zo onveilig. Manuel schreeuwde alleen maar dat hij ‘ook gevoel had’. Er was geen redden meer aan. Met zo’n man durfde ik nooit meer aan een gezin te denken. Dat was maar goed ook, reageerde hij, want dat wilde hij ook nooit meer. Achteraf gezien schreeuwden we allebei even hard om hulp en hadden we niemand anders nodig dan elkaar. Maar we hadden het vermogen niet om elkaar te vinden. De pijn was te groot, de verwijdering te tastbaar. Tegen het verlies van een kind is zelfs de grootste liefde soms niet opgewassen. Manuel huurde een appartement en vertrok.
 

Vluchten

Het is nu tweeënhalf jaar na mijn bevalling. Manuel heeft Nino’s graf sinds de begrafenis denk ik één keer bezocht, kortgeleden. Hij woont inmiddels samen met een nieuwe liefde, de derde sinds we uit elkaar zijn. Hij vlucht. Ik vind het moeilijk om aan te zien, maar iedereen heeft zijn eigen manier van verwerken.

Ik vrees het moment dat een van die vrouwen zwanger van hem blijkt en hij het bestaan opbouwt dat we zo graag samen hadden gewild. Een egoïstische gedachte, realiseer ik me. Natuurlijk gun ik hem geluk. Ik vind het alleen nog vreselijk moeilijk dat dat misschien wel met een ander is en dat ik alleen en kinderloos achterblijf. Het afgelopen jaar dag in, dag uit alleen in ons huis, met die lege babykamer, was al onverdraaglijk. Zelfs al was ik opgelucht dat de spanningen in huis er niet meer waren. Gelukkig heb ik lieve vriendinnen en zit ik geen weekend alleen.
 

Een nieuwe zwangerschap

Met de ernst van mijn situatie is het een wonder dat ik mijn baarmoeder nog heb. Medisch gezien heb ik toestemming om opnieuw zwanger te worden. Een placentaloslating is pech en heel zeldzaam, maar de kans om het nog een keer te krijgen is wel groter als je het al een keer hebt meegemaakt. Dat betekent dat ik onder strenge controle zou komen te staan, en daarmee is een ontspannen zwangerschap uitgesloten. Ik kan me een toekomst zonder kinderen om me heen niet voorstellen, maar ik weet niet of ik het onder deze omstandigheden nog durf. Ik kan me ook nog niet voorstellen dat een eventuele zwangerschap niet met Manuel is. Dat stemt me ongerust. Want wat als ik nooit meer iemand tegenkom? Ik ben 34, ik heb niet eeuwig de tijd.

“We delen zoiets groots, dat kan uiteindelijk ook verbindend werken.”

Meer dan alles hoop ik dat Manuel bij zinnen komt en de toekomst alsnog met mij samen ziet. Ik heb nog altijd het gevoel dat dat ons voorland is. We delen zoiets groots, dat kan uiteindelijk ook verbindend werken. We zouden niet de eersten zijn die eerst meer afstand nodig hebben om nader tot elkaar te komen. Via een forum voor ouders van overleden kinderen heb ik contact met een moeder die haar man aanvankelijk ook verloor na het verlies van hun pasgeboren dochter. Inmiddels is ze opnieuw zwanger en zijn haar man en zij gelukkiger dan ooit. Aan dat soort berichten houd ik me vast.

Manuel had Nino’s grafje nooit meer bezocht tot ik er een paar weken geleden opeens het beertje vond dat ik Manuel gaf toen ik net in verwachting was. ‘Was je bij Nino?’ appte ik Manuel. Daarop kreeg ik een kus en knuffel in emoji’s terug. Het is een kleine handreiking, maar meer dan we in jaren hadden. Geluk ligt, net als de dood, soms dichterbij dan je denkt, dat weten we van de zwangerschap van Nino. Hetzelfde geldt, hoop ik, ook voor de liefde.”
 

Dit artikel staat in Kek Mama 15-2021.

 

 

Nog meer Kek Mama?
Volg ons op Facebook en Instagram. Of schrijf je hier in voor de Kek Mama nieuwsbrief >

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *