‘Ik wil geen ruzie waar de kinderen bij zijn, maar het gebeurt toch’
In de relatie van Paula (35, moeder van twee zoontjes van 4 en 3) kan het behoorlijk knetteren. Ze wil geen ruzie waar de kinderen bij zijn, maar kan het ook niet altijd voorkomen.
“Mijn man is er eentje met temperament, ik ben iemand met een grote mond. Samen zijn we, kortom, soms vuurwerk. Niet altijd hoor, het gaat vaak weken goed, soms maanden. Maar dan bouwt de spanning zich ineens op en die ontlaadt zich altijd in een knetterende ruzie. Zo’n lelijke, met schreeuwen, krijsen. ‘Dan ga je toch lekker bij me weg, ik zwaai je wel uit!’ gil ik naar mijn man. ‘Ach jij stom wijf, je kan zoals gewoonlijk weer eens niets normaals zeggen’, is zijn antwoord. Ja, stom wijf, zo noemt hij me, en soms nog wel erger dan dat. En ik de kinderen maar uitleggen dat ze niemand mogen uitschelden.”
Lees ook –
Zo voed ik op: ‘Mijn man is de basis-ouder en blijft thuis met de kinderen’
Nooit saai
“Ik wist dat het met deze man nooit saai zou zijn. Vriendinnen kwamen thuis met brave vriendjes, ik vond er eentje met humor, met levenslust, met een duidelijke mening en het hoogste woord. Eentje die mij tegengas kon geven. Dat heb ik geweten. Aan tegengas geen gebrek. Met de komst van de kinderen kwam er ook veel meer om over te botsen. Dat heb ik onderschat, moet ik toegeven. Het begon al vlak na de geboorte van de oudste. Wel of niet laten huilen, wel of niet bij ons in bed slapen, we verschilden erg van mening. En dan moest het opvoeden nog beginnen. Tel daarbij op dat er minder tijd is voor onszelf en dat we voortdurend als team moeten functioneren en je begrijpt waarom het soms fout gaat.”
En dan moest het opvoeden nog beginnen
Kemphanen
“We proberen de ruzies uit te stellen tot de kinderen slapen, of buiten spelen. Soms lukt dat, maar als je allebei nogal heetgebakerd bent, is het uitstellen van emoties niet makkelijk. Als het misgaat, staan we als kemphanen tegenover elkaar en zie ik de grote ogen van de kinderen. Dat ik niet bij machte ben mezelf tegen te houden, vind ik erg. Achteraf heb ik spijt, en mijn man ook. We maken het dan ook goed waar de kinderen bij zijn, al is het soms stroef en niet gemeend, zodat ze in elk geval zien dat we er samen uitkomen. En dan nemen we ons voor om het niet meer te laten gebeuren.”