Patrick: ‘Je kind kwijtraken maakt je nog geen slechte ouder. Of wel?’
Patrick (52) is schrijver van romans en freelance tv-redacteur. Hij woonde over de hele wereld en heeft vijf kinderen. Voor zijn column op Kek Mama put hij uit een oneindige bron van even herkenbare als opmerkelijke verhalen over het vaderschap.
Mijn collega Carola liep van de week over de braderie in haar woonplaats. Kinderwagen aan de hand, zoontje van 3 op een tractor en dochter van 1,5 hobbelend achter zich aan. Een liefelijk tafereel van een moedereend met haar kuikentjes om zich heen die tussen de marktkraampjes en de voor de gelegenheid opgetrommelde tractoren rondkijken. Niets aan de hand.
Doemscenario’s
Carola kijkt heel even naar een kraampje, een fractie van een seconde maar. En als ze weer naar haar kids blikt: dochtertje weg! Haar hart maakt een sprongetje! Links niet! Rechts niet! Nu vliegen haar ogen over de omgeving. Dit kan niet waar zijn. Razendsnel gaan haar gedachten alle mogelijkheden af. Doemscenario’s dringen zich aan haar op. Voorbijrijdende auto’s, een gek die haar heeft mee gegrist? OMG, niet in paniek raken nu! Vliegensvlug informeert ze een gezin in de buurt en laat haar zoontje bij hen achter. Van moedereend naar kip zonder kop in een paar seconden.
Lees ook – ‘Laat jij je als ouder de wet voorschrijven door je eigen kind?‘
Ze belt haar moeder, kijkt meermaals op dezelfde plek en rent buiten zinnen en doodongerust van a naar b en laat omstanders een recente foto zien. Nergens haar meisje. Lieve mensen komen helpen. Ze roepen haar om. Maar er zijn ook mensen met nare opmerkingen. ‘Jij bent de baas, hè! Jij bent de baas!’ En ondanks al het liefs dat mensen zeggen, blijven de veroordelende opmerkingen hangen. Was ze dan een slechte ouder? Even later vond iemand haar dochtertje. Totaal overstuur, en zij ook. ‘Toen ik haar weer in mijn armen sloot kwam alle doodsangst eruit’, vertelt Carola, ‘huilen, huilen dat ik deed. Het leek wel een filmscene. Ken je dat gevoel dat je je telefoon kwijt bent? Nou dat, maar dan twintig keer zo erg.’
Herkenbaarheid
Haar verhaal zit me de rest van de middag als een steen in mijn keel. Herkenbaarheid. Steeds sta ik met mijn kleine meisje van toen 3 weer in de Hema in Amstelveen. Ik zie een mintgroene handdoek, ik weet de kleur nu nog. Ik buk en kijk om me heen; weg dochter! Vlug check ik het gangpad, niets! De volgende, niets! De tent met rookworsten, niets! Nu begin ik te rennen langs de paden. Niets, niets, niets, niets! Help, ik word gek. Ze lijkt wel in de lucht opgelost. Wat te doen? Ze is er niet meer. Mensen kijken als ik over de grond kruip en onder de rekken loer. Hoe dan?
“Ze lijkt wel in de lucht opgelost. Wat te doen? Ze is er niet meer”
Opeens herinner ik me plots dat ze iets mompelde over de helikopter. Maar… die staat aan de andere kant van dit enorme winkelcentrum! Ga ik de plek loslaten waar ze voor mijn gevoel móét zijn en steek ik over? Sprintend en scannend ren ik door de gangen. Tot bij de helikopter. Daar zak ik op mijn knieën, van schrik, van blijdschap, van boosheid. Daar zit ze, achter het stuur, een beetje pruttelgeluidjes te maken met haar mond. Uitgeput neem ik haar mee. Ik voel me schuldig.
Als ik het aan mensen vertel blijkt iedereen zoiets weleens mee te maken, maar ook dat er negatieve reacties komen. ‘Je had haar gewoon niet los moeten laten lopen,’ ‘Je raakt je kind toch niet kwijt?!’ Ik hoorde ze ook allemaal. En dat is zonde wat mij betreft. Waar is dat oordelen goed voor, mensen?