Amber wist niet dat ze zwanger was: ‘Ik dacht dat ik doodging’
“Hoe kan dat nou? dacht ik altijd als ik zo’n verhaal hoorde. Je mérkt het toch als je zwanger bent? Maar dat is echt dus niet altijd zo. Ik had geen buik, ik had geen klachten…” Toch bevalt Amber (25) ineens van een zoon, nu bijna acht maanden geleden.
“Ik kwam net terug van een meidenweekend met mijn moeder en zus. In Luxemburg hadden we tientallen kilometers gewandeld; van de kerstmarkt in het ene dorp naar kerstmarkt in het andere stadje. Een heel gezellig, maar ook intensief weekend; we hadden die laatste dag alleen al veertig kilometer gelopen. Ik vond het dus niet zo gek dat ik heel moe was toen ik thuiskwam en mijn onderrug zeer deed. Paracetamol erin, vroeg slapen, dan was het morgen vast voorbij.”
Helse pijn
Maar Amber wordt ‘s nachts wakker van de rugpijn, die steeds erger wordt. “Ik stond op en verloor op dat moment veel bloed. Ik schrok me kapot. Normaal gesproken maak ik me niet zo snel druk, maar nu belde ik meteen 112. De vrouw aan de lijn vroeg me of ik zwanger kon zijn. ‘Natuurlijk niet’, antwoordde ik, ik was iedere maand gewoon ongesteld geworden. In dat geval moest ik morgenochtend de huisarts maar bellen als ik dan nog bloed verloor. Morgen? Serieus?”
Amber hoopt dat een warme douche verlicht, maar de pijn wordt steeds heviger. “Ik belde mijn moeder, maar ze nam niet op. Probeerde mezelf in een broek te wurmen om erheen te gaan – ze woont vier straten verderop – maar dat lukte niet door de pijn. Achteraf gezien waren dat de weeën, maar op dat moment dacht ik dat ik doodging. Zo erg was de pijn en ik bleef maar bloed verliezen.”
Toch weeën
Gelukkig belt Ambers moeder snel terug en gaan ze direct samen naar het ziekenhuis. “Voor mijn gevoel duurde het een eeuwigheid voordat ik een keer geholpen werd. Ze wilden een paar testjes met me doen – ook weer om een zwangerschap uit te sluiten. “Het zal wel, dacht ik. Ik had zoveel pijn dat ik niet meer helder kon nadenken. Alleen kromgebogen kon ik de pijn opvangen. ‘Misschien zijn het toch weeën’, zei mijn moeder toen. Dat kán niet, dacht ik weer, maar op de echo was toch echt een ruggengraatje te zien.”
Amber vervolgt: “Ik moest direct gaan liggen, zodat we arts kon kijken hoe ver ik al was. Bleek ik al volledige ontsluiting te hebben! ‘Je bent aan het bevallen’, zei hij, ‘en het kindje gaat heel snel komen’. ‘Nee hoor, je staat in de verkeerde kamer’, zei ik nog, het drong gewoon niet tot me door.
Ik werd met bed en al zo snel mogelijk naar de juiste afdeling gereden. Onderweg hoorde ik dat het waarschijnlijk een prematuur kindje zou zijn, zo klein dat ik ook nog geen buik had. Het kindje moest mogelijk gered worden of was misschien niet eens in leven. Een hartslag hadden we nog niet gehoord. Ik was bang en opgelucht tegelijk: ga ik toch niet dood.”
“Het kindje moest mogelijk gered worden of was misschien niet eens in leven; een hartslag hadden we nog niet gehoord”
Megababy
Hoe wazig de nacht eerder is voor Amber, zo helder maakt ze de bevalling mee. Ze weet alles nog: de artsen die op de gang rennen, de couveuse die snel de kamer in gereden wordt. 23 minuten later ligt haar zoon op haar borst. “Een kerngezonde volgroeide baby van 53 centimeter en bijna vijf pond! De artsen keken met grote ogen naar mijn megababy, hadden dit nooit eerder meegemaakt. Ik keek naar hem en dacht: waar heb jij gezeten? Toen hij huilde, voelde ik de opluchting. Gelukkig, ‘hij doet het’. Maar ook: als hij maar gezond is.”
Lees ook – ‘Tussen de weeën door verzonnen we babynamen’
De kinderarts neemt hem direct mee voor allerlei onderzoeken. “Zo werd hij getest op afkickverschijnselen. Dat vond ik heel heftig. Ik had echt niet elke dag zitten zuipen, maar ik had dat weekend nog genoeg glühwein gedronken. En op mijn eten had ik ook niet gelet. Gelukkig bleek hij helemaal gezond te zijn. Terug op mijn borst voelde ik die intense onvoorwaardelijke liefde waar ouders het altijd over hebben en waarvan ík altijd zei: wat een zoetsappige onzin.”
“Hij werd meteen getest op afkickverschijnselen, dat vond ik heel heftig”
Ongeloof
Verliefd, maar ook vol ongeloof ligt de kersverse moeder in het ziekenhuisbed. “De meeste vrouwen kunnen zich negen maanden voorbereiden op hun kindje, zijn er voor de positieve test al mee bezig. Ik liep een paar uur daarvoor nog nietsvermoedend op een kerstmarkt. Ik had geen luiers, geen babykamer, niet eens een naam…” Al duurt het hooguit een kwartiertje de naam te bedenken. De tweede naam moet Daan zijn, vernoemd naar haar broertje met wie Amber heel close is. Zijn roepnaam bedenkt haar moeder – ineens oma ; namelijk Riv (Amber wilde een naam met drie letters).
Ondertussen heeft de vader van de kleine nog geen idee dat zijn leven zojuist totaal veranderd is. “We waren al een half jaar uit elkaar. Contact hadden we nauwelijks; we zeiden elkaar gedag als we elkaar tegenkwamen en dat was het dan. Moest ik hem gaan vertellen dat hij vader was geworden…”