‘In gedachten zie ik de vermanende vinger van de moedermaffia: leg hem terug in zijn eigen bed’
Het is nog geen tien uur, maar ik ben moeder van een peuter en een kleuter, jongetjes, dus ik lig al in bed. Vroeg het nest in geeft mij het gevoel dat ik onverwachte gebeurtenissen in de nacht, zoals een gillend, spugend of zingend (ja, echt) kind, of überhaupt de doodnormale dag erna, beter aankan. Het heeft niet zoveel met meer slapen te maken, want de echte moeheid voel je na een paar jaar met kleine kinderen nog nauwelijks.
Als je moeder bent geworden, transformeer je langzaam naar een nieuwe staat van zijn: je lichaam past zich aan op de tropensituatie en leidt alle energie alleen nog naar één bepaald deel van je brein, zodat je de basistaken van het leven prima kunt uitvoeren op slechts vijf uur slaap. De rest van je lijf krijgt die energie niet en dat is terug te zien aan dingen als doffer haar en die verrekte huid die liters vette crème nodig heeft om enigszins elastisch te ogen. Soit, zie je je spiegelbeeld elke ochtend denken, bij een eerste blik op een schim van die ooit bruisende twintiger zonder actieve kinderwens. Je glimlacht bemoedigend naar je reflectie; na de tropenjaren kalefater je de boel wel weer op, toch?
Het laatste half uur voordat ik mijn ogen sluit, lees ik meestal nog wat, vandaag een columnbundel van Eva Hoeke en Marcel van Roosmalen. Ik ben nog geen drie pagina’s op weg of ik hoor het geluid van een aantredend kind. Flap, flap, flap. Warme, klamme voetjes op het laminaat klinken slaperig, toch vastberaden in hun tocht richting mijn bed. Met een zucht knip ik mijn nachtlampje uit, omdat ik niet wil dat mijn slaapwandelend grut ontwaakt door het felle licht in mijn kamer. Aan de akoestiek van het geflap hoor ik dat het mijn oudste is, wat wordt bevestigd als ik aan het hoofdeinde zijn ademhaling bemerk; die herken ik uit duizenden. Zijn slapende lijfje wacht geduldig in het donker totdat ik hem pak en over me heen til, om hem vervolgens aan de andere kant weer neer te leggen. Hij droomt ongestoord verder en ik zucht opnieuw. Zelfs vanuit dromenland bepalen ze mijn avond – een poging tot lezen komt morgen wel weer.
“Na de tropenjaren kalefater je de boel wel weer op, toch?”
De minimale ergernis die ik zojuist voelde, verdwijnt als ik mijn neus vluchtig in zijn nek begraaf en zijn geur opsnuif. Engelachtig. In gedachten zie ik de vermanende vinger van de moedermaffia: leg hem terug in zijn eigen bed. Maar dat wil ik helemaal niet; hij voelt zich veiliger naast me, verzin ik. Nu mijn ogen gewend zijn aan het donker en het maanlicht tussen de shutters door zijn gezicht wat oplicht, zie ik zijn tevreden glimlach en blijkt hij wakker: “Jouw bed ligt gewoon veel lekkerder, mama.”
Lara Steenvoorden (35) is een tikkie Aziatisch en een beetje boel Brabants, maar boven alles moeder van ‘de directie’: Rijk (4) en Lex (3).