Android

‘Ik sta versteld van het antwoord van mijn drukste leerling’

Beeld: Getty Images

Een leerkracht vertelt aan Kek Mama wat ze meemaakt. Deze keer: Juf Tosca (23) geeft les aan groep zes.

Ik ben dit jaar kersvers begonnen na mijn afstuderen aan de pabo. In het begin leek het alsof mijn eerste klas, groep zes, had besloten me te ontgroenen. De kinderen waren brutaal, scholden elkaar uit, er was veel ‘meidenvenijn’.

Gedragsregels

Na uitvoerig overleg met collega’s besloot ik een speciale les ‘gedragsregels’ te beleggen met mijn klas. Limonade en koekjes erbij. En een grote, witte lijst. Ik vroeg mijn leerlingen voorbeelden te bedenken om de sfeer in de klas te verbeteren. Die zouden op de lijst komen. “Niet uitschelden”, zei Alex. Ik schreef het meteen op, met een dikke rode stift. Farid: “Niet rennen door de klas.” Suzanne: “Niet buiten­sluiten.”

Om de positieve sfeer te benadrukken ging ik over op het woord ‘wel’ in plaats van ‘niet’. “Wat willen we wél in de klas?” vroeg ik. Al gauw klonken er teksten als: leuk tegen een ander praten; rustig lopen door het lokaal; iedereen mag meedoen, enzovoort.

Ik vroeg de kinderen een voor een hun naam op de lijst te zetten en ik hing hem op in de klas. “Als iemand de fout in gaat krijgt hij een streepje achter zijn naam”, vertelde ik. “En wie aan het eind van het jaar geen streepjes heeft mag een cadeautje van de juf uitzoeken.”

Keerpunt

Het bleek een keerpunt. De eerste dag al, toen Abe en Bon elkaar in de haren ­vlogen in verband met een potloodslijper. Ik hoefde alleen maar naar de lijst te ­wijzen, naar hun namen en het advies: “Leuk tegen elkaar praten”, of ze werden rustiger. En ze losten het probleem pratend op. Ze kregen geen streepjes.

Toen Lies in de pauze werd buitengesloten bij het voetballen wees ik op: “Iedereen mag meedoen.” En toen mocht ze alsnog meedoen. De sfeer in de klas verbeterde zienderogen. En het woordje ‘niet’ klonk steeds minder.

Lees ook – 11x de leukste kindermusea in de buitenlucht >

Het woordje ‘niet’

Vandaag krijg ik een ultieme proef: we gaan met de klas naar het buurtmuseum. Daar zullen de kinderen begeleid worden door mensen op leeftijd die het leuk vinden om hun kennis te delen. Om die aardige mensen niet voor het hoofd te stoten neem ik, voor we vertrekken, nog even de lijst door met de klas.

Het ­woordje ‘niet’ komt nog iets te vaak terug, vind ik. Op mijn vraag: “Hoe gaan we ons gedragen in het museum?” zegt Cato: “Niet rennen.” Ik buig het om naar: “Rustig lopen.” “Niet schreeuwen!” roept Farid. Als ik vraag hoe hij daar een positief zinnetje van kan maken zegt hij braaf: “Zachtjes praten.”

“Het ­woordje ‘niet’ komt nog iets te vaak terug, vind ik”

Ten slotte wijs ik Laura aan. Geen overbodige luxe. Ze is mijn drukste leerling, onomstotelijk positief getest op ADHD. Ze zegt: “Jezelf niet aan de kunst in het ­museum vastlijmen.”

Ik sta versteld. Dan herinner ik me hoe we een halfjaar geleden een begrijpend-lezen-tekst ­onder handen hebben genomen over klimaatactivisten die zichzelf vastlijmden aan alles en nog wat om de aandacht te vestigen op hun doel.

Ik probeer mijn slappe lach in te houden. “Heel goed, Laura”, zeg ik. Het woordje ‘niet’ moet in deze context zeker op de lijst belanden. Maar het kan misschien geen kwaad Laura’s rugzakje straks nog even te controleren op lijm.

Met een abonnement op Kek Mama geniet je van mooie voordelen:

*Goedkoper dan in de winkel
*Lees elke maand als eerst Kek Mama
*Gratis verzonden

Abonneer je nu en betaal slechts €4,19 per editie.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *