Android

Elsa kreeg een perinatale depressie: ‘Ik kon mijn kinderen niet meer verdragen’

Beeld: Bergit Eggels

Elsa is vijfentwintig weken zwanger als haar hoofd het van het één op het andere moment ‘niet meer doet’. Zorgen lukt niet, haar man en kinderen (dan 2 en 4) verdraagt ze niet meer. Met haar verhaal wil ze het taboe op een perinatale depressie doorbreken. 

Dit is deel I.

“Wat was ik gelukkig toen de test positief was”, zo begint Elsa haar verhaal. Een derde kindje maakt haar gezin compleet. “Ik was zo blij, maar voelde op de achtergrond ook al een soort spanning. Vragen als kunnen we dit wel? en we hebben al twee gezonde kinderen, wat halen we ons nog op de hals? spookten door mijn hoofd. Maar ook: dit zullen wel meer mensen voelen als ze voor een derde kindje gaan. Al met al voelde ik me goed. Ik had ook niet anders verwacht, want ik vlóóg door mijn eerdere zwangerschappen. Ik had nooit kwaaltjes, was altijd helemaal happy. Zwanger zijn, daar was ik goed in.”

Paniek

Toch pakt de zwangerschap deze keer anders uit. “Rond de 25 weken sloeg dat blije gevoel om in paniek. Het was druk op werk en druk thuis. We wilden een mooie babykamer en dus werd de zolder verbouwd. Dat duurde en dat duurde maar. Er ontstond lekkage, alle muren moesten opnieuw worden gestuct. Het was maar de vraag of ik thuis kon bevallen en dat wilde ik zo graag. Ik voelde me steeds onrustiger worden. Oh jee, ik moet hier wel op letten, dacht ik toen nog. Ik ben zelf maatschappelijk werker in de psychiatrie. Ik weet dat iedereen een depressie kan overkomen en toch voelde ik dát niet aankomen.”

Onderweg

Het gaat mis als Elsa onderweg is naar haar werk. “Ik kwam er nooit aan. Het lukte me gewoon niet om de snelweg op te komen. Heel gek. Ik bleef maar rondjes rijden om uiteindelijk te stoppen op een parkeerplaats. Daar belde ik mijn man, huilend. Ik kon niet uitleggen waarom ik maar niet op mijn werk aankwam of wat er precies aan de hand was. ‘Mijn hoofd doet raar’, zei ik, ‘er gaat iets helemaal niet goed’. En ook als ik er nu aan terugdenk… is alles vaag.” Naar huis rijden lukt wel en diezelfde middag kan Elsa nog bij de huisarts terecht.

“Ik kwam nooit op mijn werk aan. Het lukte maar niet om op de snelweg te komen”

“Daar bleef ik maar huilen. ‘Er zit iets in mijn hoofd’ zei ik weer. Ik werd naar de POP-poli (gericht op psychische behandeling tijdens zwangerschap en daarna) gestuurd en dat was dat. Ik was hoogzwanger, dus de wekelijkse gesprekken waren telefonisch. Ik had er maar weinig aan. Ik voelde me niet gehoord, al denk ik achteraf dat ik op dat moment ook niet te helpen wás.” Met tegenzin slikt ze medicatie  – “normaal gesproken wil ik al geen paracetamol”  – die haar iets rustiger maken. “Maar het bleef een gevecht, elke dag weer.”

Laat mama maar

Elsa heeft dan nog geen idee van haar perinatale depressie. Alleen van de afkeer die ze ineens voelt voor haar man en twee oudere kinderen (dan 4 en 2,5). “Van het een op het andere moment kon ik ze niet meer verdragen. Ik raakte over de flos als ze alleen al in de buurt waren. Kwamen ze thuis van school of de opvang, dacht ik alleen maar: oh nee. Normaal gesproken leef ik voor mijn kinderen. Ik wilde zo graag bij ze zijn en ze knuffelen, maar het lukte niet. Sommige dagen kon ik die liefde niet meer voelen, wat als dat gevoel nooit meer terugkwam? Dat maakte me zo bang. Met mijn man kon ik niet meer in hetzelfde bed slapen.”

‘Laat mama maar even’ zei mijn man vaak. Met moeite las ik ze soms voor, waar mijn man dan bij móest zijn. Het verjaardagsfeestje van de oudste trok ik nauwelijks. Ze wilden graag bij me zijn, maar ik was niet aanwezig. Van de een op de andere dag was meer een voorbijganger dan hun moeder. Ze voelden de afstand en trokken steeds meer naar hun vader toe. Hij werd moeder en vader in één.”

De kinderen zien en horen ook meer dan Elsa wil. “Ik had zo’n hyperfocus op mijn lichaam. Zat mijn neus dicht, móest die open. Het voelde alsof ik letterlijk vastzat in mijn hoofd. Was mijn neus open, ging die focus weer naar mijn ademhaling. Kreeg ik wel genoeg lucht? Het voelde echt alsof er iets in mijn hoofd was gekropen. Het moest eruit.”

“Het voelde echt alsof er iets in mijn hoofd was gekropen; het moest eruit”

Elsa vervolgt: “Ik heb met mijn hoofd tegen de muur gebonkt. Ik schreeuwde, huilde veel. Ik was zo met mezelf bezig, dat ik het niet kon verbloemen voor de kinderen. Rende ik naar buiten, kwamen de kinderen huilend achter me aan. De hele situatie was zo onduidelijk en onveilig voor ze. Ze snapten er niets van en tegelijkertijd snappen kinderen meer dan je denkt.” 

Nachtmerrie

De zwangerschap vordert en Elsa voelt zich steeds verder verwijderd van zichzelf. “Ik heb de artsen gesmeekt of ze mijn dochter al wilden halen. Ik wist het zeker: als ze eruit is, dan ben ik weer beter. Gelukkig hebben ze dat niet gedaan.” Ze is even stil en vervolgt. “Ik voelde me ook zo schuldig naar mijn ongeboren dochter toe. Ik wilde de verbinding voelen, maar er was geen ruimte voor.”

“Van de een op de andere dag was ik meer een voorbijganger dan hun moeder”

Hoe dichterbij de bevalling komt, hoe angstiger Ela wordt. “Wat als ik het niet aankon? Ik écht gek zou worden?” Gelukkig kan ze op haar netwerk terugvallen. “Mijn man, ouders en schoonouders hebben het gezin draaiende gehouden. Anders had ik het niet gered. Ik kon niet zorgen, ik kon alleen maar lopen, lopen, lopen. Oortjes in, podcast op. Ik las alles over beter worden. Moest altijd onderweg zijn, in beweging blijven. Op de bank zitten was al te veel.” 

Droombevalling

Middenin de nachtmerrie heeft Elsa – tegen alle verwachtingen in – een droombevalling. Thuis, in bad. Precies zoals ze voor ogen heeft.  “Alleen mijn man en verloskundige waren erbij. Het licht gedimd, zo min mogelijk prikkels. Het ging heel vlug en zodra ik Iza Mae in mijn armen hield, voelde ik me met haar zo verbonden. Gelukkig maar.”

Toch voelt ze dan al dat ze niet de oude is. De eerste helft van de kraamweek houdt Elsa zich nog staande. “Ik durfde niet te slapen, maar de adrenaline hield me op de been. Mijn dochter wilde ik aan niemand afgeven: zij was het enige waar ik nog controle over had.” Hoe verder de week vordert, hoe slechter het met Elsa gaat. “Ik zag dat het de verkeerde kant op ging, mijn man zag dat ook. Ik smeekte hem constant om te helpen. Hij moest iets doen, anders zou ik mezelf verliezen.”

Lees ook – ‘Mijn postnatale depressie heeft me dichter bij mijn zoon gebracht’ >

Opname

‘Ik kan je niet helpen’ zei mijn man, en hij had gelijk. Hij stelde opname op de moeder-baby-unit voor, op de psychiatrische afdeling van het ziekenhuis. Ik wilde niet naar een kliniek. Natuurlijk niet, ik had er vanuit mijn werk genoeg van binnen gezien. Eenmaal binnen, komen er maar weinig mensen weer buiten. Maar het was kiezen tussen twee kwaden. Of ik bleef zelf en zou mezelf en mijn gezin verliezen of naar de MBU en ze ook verliezen, maar dan hadden ze tenminste geen zorg meer over mij.  Mijn gezin moest door en dus vertrok ik met de baby van nog geen twee weken oud. Het voelde als het einde van de wereld. Ik had geen idee hoelang ik weg zou blijven, of ik mijn gezin ooit nog terug zou zien… maar wel dat dit de beste keuze was.”

Lees binnenkort deel II.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *